In de omgevingsverordening voor de provincie Noord-Brabant in Nederland zijn er specifieke maatwerkregels opgenomen voor gesloten bodemenergiesystemen (artikel 3.12). De provincie is volgens de Omgevingswet verantwoordelijk voor de kwaliteit en bescherming van grondwater en voor het behalen van de Kaderrichtlijn Water (KRW)- doelen in grondwaterlichamen.
Daarom bevat de omgevingsverordening diverse regels ter bescherming van het grondwater. In het kader van de energietransitie worden op steeds grotere schaal gesloten bodemenergiesystemen in de Brabantse bodem geïnstalleerd.
Op plaatsen waar deze systemen tot in de diepere grondwaterlagen reiken, ontstaan risico’s voor de kwaliteit van het drinkwater voor nu en de langere termijn. Het betreft directe vervuiling bij lekkage van circulatievloeistoffen en het doorsijpelen van vervuilingen uit ondiepe grondwaterpakketten naar de drinkwaterpakketten door beschadiging van de beschermende kleilaag.
De maatwerkregels hebben betrekking op:
a. de diepte van boringen voor gesloten bodemenergiesystemen: boren is toegestaan tot de beschermende kleilaag en maximale boordiepte. Het doorboren van de beschermende kleilaag ten behoeve van gesloten bodemenergiesystemen is niet toegestaan.
b. gebruik van circulatievloeistof: uitgangspunt bij het gebruik van circulatievloeistoffen is dat het onwenselijk is dat vervuilingen het diepe grondwater bereiken. Alleen water, kaliumcarbonaat en monopropyleenglycol worden als circulatievloeistof geaccepteerd omdat dit volgens het RIVM de minst schadelijke circulatiestoffen zijn. Additieven zijn niet toegestaan.
c. registratieverplichting: in het Landelijk Grondwater Register (LGR) worden alle vergunningen en meldingen voor grondwateronttrekkingen, infiltraties en open bodem energiesystemen in Nederland geregistreerd.
Als antwoord op deze 2de maatwerkregel heeft Climalife Geofluid® ontwikkeld, een nieuwe monopropyleenglycol zonder additieven.